Jachthaven De Werf - Goes

Deze kleinschalige haven kent een rijke maritieme geschiedenis die teruggaat tot de middeleeuwen. In die tijd fungeerde Goes als een havenstad voor de handel in agrarische producten, vis, bier en laken. Later kwam daar de zoutindustrie bij, die een periode van grote bloei voor de stad betekende.

Voor al deze activiteiten was scheepsbouw en reparatie essentieel. Het gebied waar nu Jachthaven De Werf ligt, had destijds al een functie als scheepswerf. Vanwege de ligging van de stad ten opzichte van de Oosterschelde had de haven een langgerekte vorm. Het havengebied ten noorden van de Sint Maartenbrug (ten zuiden van Jachthaven De Werf) had geen kademuren maar schuin lopende hellingen, die 'zaten' werden genoemd. Bij laag water konden schepen hierop droogvallen en eenvoudig gerepareerd worden. In het laatste kwart van de vijftiende eeuw waren er verschillende scheepstimmerlieden in Goes actief.

Door de economische wederopbouw van de stad vanaf 1600 werd het schippersgilde van Goes sterk uitgebreid, wat leidde tot een toename van activiteiten voor scheepstimmerlieden. In 1650 werd de haven rechtgetrokken, waardoor de vaart naar en van Goes gemakkelijker werd. Aan de nieuwe haven werden twee nieuwe scheepshellingen aangelegd: de ene aan de oostzijde, geëxploiteerd door Claes Janssen den Ael, en de andere aan de westzijde, geëxploiteerd door Ingel Abrahamssen. Deze hellingen bevonden zich ten noorden van de latere Van der Goeskade en Albert Joachimikade.

In 1809 werd bij de aanleg van de Wilhelminapolder een kanaal gegraven van Goes naar de Oosterschelde, met aan het noordelijke uiteinde een sluis. In 1841 verzocht Franciscus Cornelis van Hoof toestemming om een scheepswerf te beginnen aan het noordelijke uiteinde van de Albert Joachimikade. Hij voerde reparatiewerkzaamheden uit zoals calafaten, branden en breeuwen, en bouwde later ook roeiboten en hoogaarsen. De scheepswerf bleef tot 1900 bestaan.

Het gebied werd in 1917 verkocht aan Pieter van der Hoe en later, in 1928, aan J.A.A. Fransen van de Putte. Zijn zoon nam met een aantal kompanen in 1948 het initiatief om een watersportvereniging op te richten. Op 11 november 1948 was de oprichting van de Goese Watersportvereniging "De Werf" een feit. Drie jaar later had de club een fraaie haven, een clubhuis en een verenigingsvaantje.

In 1953 werd de tweede havenkom feestelijk geopend. Tot op heden worden alle werkzaamheden om Jachthaven De Werf in stand te houden uitgevoerd door de leden. Zij zorgen ervoor dat de jachthaven er netjes bij ligt. Voor veel vaarders is het één van de mooiste, meest idyllische plekjes waar ze met hun boot hebben overnacht.